Kunst in het straatbeeld

DE TOEKOMST VAN OPENBARE KUNST IN KNOKKE-HEIST

Van de ART Tour en ART Weekends over de meer dan tachtig galeries tot de bijdrage aan festivals als Beaufort, kunst zit onmiskenbaar vervat in het DNA van Knokke-Heist. Ook in het dagelijkse straatbeeld heeft kunst een plaats. Zo’n aanbod moet je echter goed beheren, en onlangs bogen internationale experten zich over de vraag hoe je dat het best aanpakt. Wij vroegen twee van hen, Dirk Snauwaert (artistiek directeur van Brussels kunstencentrum Wiels) en Paul Robbrecht (architect bij Robbrecht en Daem), om een woordje uitleg.

Dit is een artikel uit KH Magazine 51 (tekst: Ruben Nollet) 

Als je door Knokke-Heist wandelt, hoef je nooit ver te stappen om een opmerkelijk beeld te vinden. Soms is dat pure natuurpracht, soms stoot je op architectuurpareltjes en soms gaat het om echte standbeelden en kunstwerken. De ‘Wuivende Krabben’ van Panamarenko in het Zegemeer, de zittende man van Jean-Michel Folon op de golfbreker bij de Paul Parmentierlaan, de ‘Socorristas’ van Aurora Cañero op een reddersstoel in het Willemspark en de ‘Koppen/Lemuren’ van Franz West op het Rubensplein, het is maar een kleine greep uit de schoonheid die je tegen het lijf loopt.
Op myknokke-heist.be, de website van de gemeente, vind je maar liefst 54 ‘Beelden in de stad’, een patrimonium waar Knokke-Heist met recht en reden trots op is. Alles is echter voor verbetering vatbaar. Daarom vond eind september een zogenaamde ‘charette’ plaats, een meerdaags overleg waarin internationale experten de koppen bij elkaar staken met afgevaardigden van de gemeente. De hamvraag: hoe kan Knokke-Heist zich verder ontwikkelen op het vlak van kunst in de openbare ruimte en haar niveau nog opkrikken? De driedaagse leverde enkele opvallende conclusies op, vertellen Dirk Snauwaert en Paul Robbrecht, twee van de externe experten. Elk brachten ze een eigen invalshoek naar de tafel, Dirk als stichtend en artistiek directeur van kunstcentrum Wiels in Brussel en Paul als gevierd architect.

Hoe zijn jullie bij de charette betrokken geraakt?
Paul Robbrecht: “Ik ben in het verleden wel vaker naar samenkomsten rond kunst gekomen in Knokke-Heist. Niet elk jaar, maar de band bestond al. In die context was ik ook betrokken bij de heraanleg van het Rubensplein, in samenwerking met de Oostenrijkse kunstenaar Franz West.”
Dirk Snauwaert: “Met Wiels denken we mee na over hoe het Casino van Knokke-Heist in de toekomst verbouwd kan worden tot een resoluut 21ste-eeuwse Kunsthalle. We organiseren er ook al het festival INDISCIPLINE. En we hebben sinds een tijdje regelmatig contact met de mensen van Cultuurcentrum Scharpoord. De bedoeling is om de culturele erfenis van de legendarische familie Nellens en het culturele profiel van Knokke-Heist te versterken.”

Hoe zouden jullie de conclusies en het advies van de charette samenvatten?
Dirk: “Minder en beter. Knokke-Heist heeft twee zeer uitzonderlijke kunstwerken op het grondgebied. Denk aan ‘Het Betoverde Rijk’ van Magritte in het Casino en ‘Le Dragon’ van Niki de Saint Phalle in de Zoutelaan bijvoorbeeld. Alleen zijn die geprivatiseerd en enkel toegankelijk via een strikt protocol. Dat zou je veel beter kunnen organiseren. De gemeente heeft daarnaast een aantal werken van heel grote artiesten in de openbare ruimte staan. Ik denk bijvoorbeeld aan het Redderspaviljoen van John Körmeling, de springende haas van Barry Flanagan in het Zwin en het werk van Antony Gormley dat in zee staat. Hoe kan je die wandeling bij manier van spreken uitbreiden? Cumulatief is nog veel mogelijk, maar het is niet per se een goed idee om alles vol te zetten.”

Staat er nu te veel?
Dirk: “Van België wordt wel eens gezegd dat we een architectuurmuseum zijn, met alle mogelijke opvattingen over bouwkunst, schoonheid en ordening naast elkaar. In Knokke-Heist heb je hetzelfde fenomeen op het vlak van openbare beeldende kunst. Je ziet dingen uit de periode van de wereldtentoonstelling van 1958 naast figuratieve elementen uit de jaren 1960 en 1970. De vraag is of dat allemaal even overtuigend is. Je moet ook dingen durven weghalen. In het Middelheimpark in Antwerpen is een gedeelte waar ze sculpturen als het ware tien jaar in de koelkast zetten om ze daarna weer te ‘activeren’. Knokke-Heist zou iets gelijkaardigs kunnen doen. Op een bepaald moment zijn sommige werken nu eenmaal opgebruikt.”

Hoe belangrijk is de dialoog met de bewoners?
Paul: “Die kan heel verrijkend zijn. Ik denk aan Nest, de heel mooie sculptuur van Claire Todd (in de Bakkerstraat in Heist, red.). Blijkbaar wilden de buurtbewoners echt dat er iets zou komen op die plek en koesteren ze het werk. Wat zich afspeelt op het Rubensplein vind ik ook bijzonder. Daar komen zowel oude als jonge mensen samen. De ouderen aanschouwen de zee en mijmeren over wat voorbij is, de kinderen beleven die ruimte zeer actief en spelen met wagentjes en skateboards. Daardoor ontstaat er een bijzonder momentum.”

Welke leemtes zijn er nog in het kunstverhaal van Knokke-Heist?
Dirk: “Elke stad heeft musea voor kunstcollecties of tentoonstellingen. In Knokke-Heist is er enkel de verzameling rond de grote schildersschool in het gemeentehuis. Nochtans weten we dat de familie Lippens en zeker de familie Nellens nauwe banden hadden met Belgische kunstenaars, vooral de surrealisten. Roger Nellens was trouwens zelf een bekende kunstenaar. Waarom heeft Knokke-Heist er niet proactief naar gestreefd om dingen samen te brengen? In het Casino hebben we ook de vinger gelegd op de wandtapijten van Jean Lurçat. Geen kat weet nog waar die vandaan komen en wanneer of hoe die gekocht zijn. Terwijl Lurçat de grootste naam ter wereld is binnen de tapijtkunst. Je vindt geen vijf steden die tien tapijten van zijn hand bezitten. In het Casino hangen er elf.”

Met het bestaande patrimonium is dus ook veel werk aan de winkel?
Paul: “Het gaat om dingen zichtbaar maken. Knokke-Heist moet scherpere keuzes maken. Voor mij moet openbare kunst ook een bepaalde schaalgrootte hebben, dan heeft het pas echt impact.”
Dirk: “Of het moet landschappelijkheid bezitten. Dat werk van Antony Gormley is niet gigantisch, maar het functioneert omdat het geïsoleerd en precies opgesteld staat. Als je van elke golfbreker echter een podium maakt, verdwijnt het effect van vervreemding en verwondering en krijg je een soort verkaveling.”

Is de politieke wil er om de juiste beslissingen te nemen?
Paul: “Ik heb de indruk van wel. Tijdens de charette zijn de politici naar ons advies komen luisteren, en het leek me dat ze er echt aan willen werken.”
Dirk: “Dat viel onze Nederlandse collega, Suzanne Swarts van Museum Voorlinden in Wassenaar, met name op. Zij vond het eerder uitzonderlijk dat er politieke wil én budget én de nodige aandacht is. Knokke-Heist is waarschijnlijk de enige stad in België met een echt effectieve politiek, die ook al lang bestaat.”

Een van de ideeën die naar vorenkwam uit de charette is om een panel van experten samen te stellen dat dienst zou doen als adviesorgaan. Willen jullie daar zelf ook in zetelen?
Paul: “Het spreekt me wel aan. Als architect heb ik altijd een band gehad met kunst. Ik put er ook veel inspiratie uit. Knokke-Heist is bovendien een plek die een voortrekkersrol zou kunnen spelen, en die plaatsen zijn zeldzaam. De regelgeving zit steeds meer in de weg en veel kunstenaars wensen zich niet zomaar meer in een project te gooien. Hier kan het volgens mij wel nog.”
Dirk: “Het festival Beaufort is daar ook een goed middel voor. Het kan een laboratorium zijn om dingen te ontwikkelen. Die curatoren kunnen helpen, en dan zijn er ook nog de mensen van de Triënnale van Brugge. Dat is ook niet ver. Ons advies is om een beroep te doen op de bestaande expertise die kan overslaan van het ene territorium naar het andere. Knokke-Heist hoeft niet per se een eigen curator aan te stellen.”